Belgisch uitgeversrecht krijgt vorm: wetsontwerp tot omzetting van de DSM richtlijn
21 april 2022
Het wetsontwerp tot omzetting van de Europese Richtlijn 2019/790 inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt (de zogenaamde “DSM” richtlijn) is bekendgemaakt in de Kamer. Deze richtlijn introduceert een nieuw exclusief naburig recht voor persuitgevers, “het uitgeversrecht”, waardoor zij opnieuw kunnen beslissen hoe en waar hun content online wordt verspreid. Op grond van dit exclusieve recht dienen aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij (zoals de gekende online platformen waaronder Google, Facebook en Microsoft) toestemming te krijgen van de uitgever bij online gebruik van perspublicaties van deze uitgever, tenzij dat gebruik onder een van de wettelijk uitzonderingen van de richtlijn zou vallen.
De richtlijn, die reeds dateert van 17 april 2019, moest reeds omgezet zijn in Belgische wetgeving op 7 juni 2021. Er waren slechts drie lidstaten die deze deadline haalden, namelijk Nederland, Duitsland en Hongarije. Momenteel hebben reeds twaalf lidstaten de richtlijn omgezet. Met de behandeling van het wetsontwerp in de Kamer, komt België alvast dichter bij de daadwerkelijke omzetting.
Het wetsvoorstel omvat onder meer de volgende zaken:
- Er wordt geen link voorzien tussen artikel 15 (uitgeversrecht) en artikel 17 (value gap) van de richtlijn. België blijft van mening dat het opnemen van persuitgevers onder het toepassingsgebied van artikel 17 in strijd zou zijn met de richtlijn, ook al sluiten de richtsnoeren van de Europese Commissie persuitgevers niet uit als rechthebbenden.
- De uitzonderingen inzake het hergebruik van perspublicaties uit de richtlijn werden integraal opgenomen. Wat betreft de uitzondering voor “afzonderlijke woorden of zeer korte fragmenten” verduidelijkt de Memorie van Toelichting van het wetsontwerp dat bv. een fragment van een zeker aantal karakters (bv. 200 karakters, ongeacht of dit de titel of de tekst van de perspublicatie betreft) of persfoto’s en cartoons in de meeste gevallen niet als een zeer kort fragment beschouwd kunnen worden.
- De passende vergoeding voor journalisten zal worden bepaald via een collectieve overeenkomst en zal langs journalistenzijde uitsluitend kunnen worden uitgeoefend via een beheersvennootschap.
- Er wordt voorzien in twee aparte geschillenbeslechtingsmodellen, enerzijds voor geschillen tussen de uitgever en dienstverlener/platform en anderzijds voor geschillen tussen uitgever en auteur/journalist. Indien er geen akkoord kan worden gevonden tussen uitgever en dienstverlener/platform kan beroep gedaan worden op het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie (BIPT), dat een bindende beslissing kan nemen inzake de verschuldigde vergoeding. Tegen deze beslissing kan een beroep worden ingesteld bij het Marktenhof. Indien er geen akkoord wordt bereikt tussen uitgever en auteur/journalist, ondanks poging tot bemiddeling, kan beroep gedaan worden op een commissie.
- Er wordt voorzien in een informatieverplichting, zowel voor de dienstverleners/platformen ten opzichte van de persuitgevers, als voor de persuitgevers ten opzichte van de auteurs/journalisten. De dienstverlener/Het platform moet aan de persuitgever alle nuttige, actuele, relevante en volledige informatie verstrekken die rechtstreeks betrekking heeft op de perspublicaties waarvan de uitgever houder is en de uitgever moet aan de journalistenvereniging alle nuttige, actuele, relevante en volledige informatie verstrekken in verband met de vergoeding die de uitgever ontvangt van de dienstverlener/het platform.
- Er wordt een nieuwe kortgedingprocedure in het leven geroepen om de strijd tegen online inbreuken aan te gaan waarbij platformen concrete maatregelen moeten nemen om deze content te verwijderen. Deze nieuwe kortgedingprocedure zorgt ervoor dat deze inbreuken sneller, efficiënter en op duurzame wijze aangepakt kunnen worden. De rechter kan hierbij voorlopige maatregelen opleggen om een einde te maken aan de inbreuk of de gevolgen ervan te beperken. De maatregelen mogen ook uitgebreid worden tot een website die een replica is van de website waartegen de maatregelen bedoeld zijn.
- De mogelijkheid tot oprichting bij Koninklijk Besluit van een nieuwe dienst – de dienst voor de strijd tegen inbreuken op het auteursrecht en de naburige rechten op het internet – die bij machtiging van de voorzitter van de ondernemingsrechtbank de voorlopige maatregelen kan uitvoeren en nadere toepassingsregels kan bepalen.
De Kamercommissie Economie zal zich nu buigen over het wetsvoorstel.
Artikel 17 niet in strijd met Handvest van de grondrechten van de EU
6 augustus 2021
In de zaak C-401/19 waarbij Polen een beroep tot nietigverklaring van artikel 17 Richtlijn Auteursrechten aantekende bij het Europese Hof van Justitie, is de conclusie gepubliceerd van de advocaat-generaal. Volgens Polen is artikel 17, lid 4, b) en c) van de Auteursrichtlijn een schending van het recht op vrije meningsuiting en informatie (artikel 11 Handvest van de grondrechten van de EU).
Polen meent dat artikel 11 beperkt wordt doordat onlinediensten gebruik maken van software om content te delen waardoor deze automatisch kan gefilterd worden. Het land vroeg het Hof zich uit te spreken over de aansprakelijkheid van onlinediensten voor het delen van content wanneer gebruikers content uploaden.
De advocaat-generaal heeft op 15 juli 2021 uitspraak gedaan in dit geding. Hij is van oordeel dat er geen schending is van het recht op vrije meningsuiting en informatie en vraagt de claim ontoelaatbaar te verklaren:
- De vrijheid van meningsuiting is niet absoluut. Er mogen beperkingen ingeroepen worden wanneer (i) deze bij wet zijn gesteld, (ii) de essentie van het recht respecteren en (iii) in overeenstemming zijn met het evenredigheidsbeginsel. De advocaat-generaal stelt dat aan deze voorwaarden is voldaan.
De advocaat-generaal stelt eveneens dat er, zonder afbreuk aan de essentie van de vrijheid op meningsuiting, kan gekozen worden om aan bepaalde tussenpersonen een aantal actieve toezichtsmaatregelen t.a.v. specifieke onwettige informatie op te leggen.
- Artikel 17 omvat een nieuwe aansprakelijkheidsregeling. De richtlijn verplicht onlinediensten tot preventief toezicht in overeenstemming met wat men verwacht van een zorgvuldige operator en in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.
Volgens de advocaat-generaal is een specifieke aansprakelijkheidsregeling niet onevenredig. De evenredigheid is te wijten aan (i) de omvang van de economische schade van illegale content; (ii) het moeilijk controleren van hergebruik van content door het principe van “kennisgeving en verwijdering”; (iii) de moeilijkheid om gebruikers die illegale content plaatsen gerechtelijk te vervolgen; (iv) de toezichtsverplichtingen die gelden voor zowel specifieke als tussenpersoon optredende dienstverleners. Aanbieders van diensten oefenen door het promoten van deze content eveneens een zekere invloed uit op de voor het publiek toegankelijke informatie. De advocaat-generaal is dan ook van oordeel dat aanbieders van content kunnen vergeleken worden met traditionele tussenpersonen zoals uitgevers, waardoor het mogelijk is hen een specifieke aansprakelijkheidsregeling vast te stellen.
Daarnaast werd er een duidelijke en nauwkeurige grens gesteld aan de filter‑ en blokkeringsmaatregelen, om de mogelijke risico’s op overblokkering als gevolg van de aansprakelijkheidsregeling te beperken en om het billijk evenwicht tussen de rechten en de bescherming van vrije meningsuiting te waarborgen.
- Artikel 17 legt monitorverplichtingen op die de vorm van filtering aannemen waaraan twee cumulatieve voorwaarden verbonden werden, namelijk het trachten te voorkomen dat geïdentificeerde content met onrechtmatige reproducties van werken en andere beschermde content online worden geplaatst zonder dat de beschikbaarstelling van content met rechtmatige reproductie wordt belet. De richtlijn specifieert niet op welke manier gefilterd mag worden.
De definitieve uitspraak wordt binnenkort verwacht.
Persuitgevers begunstigden onder artikel 17 (value gap) van de Richtlijn Auteursrechten
10 juni 2021
7 juni 2021 was de deadline voor de lidstaten om de Richtlijn Auteursrechten om te zetten in nationale wetgeving. Slechts vier lidstaten zijn er in geslaagd de richtlijn tijdig om te zetten.
Dat de Europese Commissie slechts luttele dagen voor deze deadline haar richtsnoeren over artikel 17 bekendgemaakt heeft, helpt natuurlijk niet. Deze richtsnoeren moeten de lidstaten namelijk helpen bij de interpretatie van een belangrijke bepaling op grond waarvan de culturele en creatieve sector vergoedingen kan claimen aan platformen voor het delen van hun content.
Deze richtsnoeren sluiten niet uit dat persuitgevers kunnen genieten van de licentiemogelijkheden die artikel 17 biedt. De Europese Commissie herinnert er in de richtsnoeren ook aan dat artikel 17 tot doel heeft de ontwikkeling van de licentiemarkt te bevorderen.
Lidstaten kunnen dus van hun discretionaire bevoegdheid gebruikmaken om persuitgevers op te nemen als begunstigden onder artikel 17. Frankrijk, Duitsland en Denemarken hebben dit terecht gedaan.
De tekst van artikel 17 van de Richtlijn laat het immers toe persuitgevers op te nemen onder de rechthebbenden. In artikel 17, 1, § 1, wordt immers verwezen naar het verlenen van toegang aan het publiek tot “auteursrechtelijk beschermde werken of andere beschermde materialen die die door de gebruikers ervan zijn geüpload”. Deze andere materialen verwijst naar materie die beschermd wordt door andere rechten dan het auteursrecht, zoals naburige rechten.
Evenzo voorziet artikel 17, lid 1, tweede alinea, in de verplichting toestemming te verkrijgen “van de in artikel 3, leden 1 en 2, van Richtlijn bedoelde rechthebbenden”. Via artikel 15 van de Richtlijn zijn persuitgevers de facto houders geworden van een recht om hun content ter beschikking te stellen van het publiek als houders van een naburig recht. Zij zijn dus houders van een recht zoals bedoeld in artikel 3 van de Richtlijn.
Bovendien volgt dit uit de interne logica van de Richtlijn, die een naburig recht toekent aan persuitgevers, zodat het niet meer dan logisch is dat deze rechthebbenden dezelfde rechten genieten als andere houders van een naburig recht en dus onder artikel 17 vallen.
Vlaamse Nieuwsmedia roept België dan ook op om, in navolging van Frankrijk, Duitsland en Denemarken, gebruik te maken van de discretionaire bevoegdheid die haar krachtens de richtlijn toekomt om persuitgevers op te nemen als begunstigden onder artikel 17.