Hof van Cassatie verklaart artikel 25 G.W. van toepassing op internet
12 april 2012
Door Sandrien MAMPAEY, Legal & Administration Manager van Vlaamse Nieuwsmedia
Dient een strafbare mening die wordt verspreid via het internet aan hetzelfde regime als dat van de traditionele (druk)pers te worden onderworpen? Ja, luidt het antwoord.
De rechtspraak, met uitzondering van het Hof van Cassatie, was hier al geruime tijd van overtuigd. Uit een evaluatie van tien jaar rechtspraak (1999 2009) bleek immers dat de lagere hoven en rechtbanken quasi unaniem van oordeel zijn dat meningen die via het internet worden verspreid, dienen te worden beschouwd als geschriften en een drukpersmisdrijf uitmaken, hoewel ze stricto sensu niet werden gedrukt door middel van de drukpers.
Het Hof van Cassatie heeft nu middels twee recente arresten de laatste twijfel weggenomen door te oordelen dat websites, blogs en internetfora voortaan dienen te worden beschouwd als drukpers.
Het middel dat ervan uitgaat dat enkel de vermenigvuldiging en verspreiding van een strafbare meningsuiting door gedrukte geschriften een drukpersmisdrijf kan opleveren, faalt naar recht, aldus het Hof van Cassatie in haar arrest van 6 maart 2012. In een tweede arrest van dezelfde datum verduidelijkt het Hof dat een drukpersmisdrijf een strafbare meningsuiting vereist in een tekst die vermenigvuldigd is door een drukpers of een gelijkaardig procedé. Volgens het Hof vormt een digitale verspreiding een dergelijk gelijkaardig procedé.
Het Hof verduidelijkt verder nog dat de door het drukpersmisdrijf vereiste strafbare meningsuiting in de betekenis die de Grondwet aan die uitdrukking hecht, elke mening of opinie is. Het is niet noodzakelijk dat deze mening enige maatschappelijke relevantie of gewicht heeft. Het Hof herbevestigt zodoende haar eerdere rechtspraak dat een simpele belediging of een persoonlijke discussie hier dus ook onder valt.
De gevolgen van deze arresten zijn niet gering. De gelijkstelling van elektronische geschriften met papieren geschriften doet vragen rijzen naar de toepasselijkheid van de regel van de getrapte verantwoordelijkheid op het internet en de bevoegdheden van het Hof van Assisen inzake (druk)persmisdrijven.
De arresten van het Hof van Cassatie vindt u hier en hier.
Meer info vindt u hier: S. MAMPAEY, E. WERKERS, “Drukpersmisdrijven in de digitale informatiemaatschappij: tijd om te bezinnen over de toekomst van art. 25 G.W.”, A&M 2010/2, 150-165.
Censuur in de pers: terug naar af in België?
27 februari 2012
Door Sandrien MAMPAEY, Legal & Administration Manager van Vlaamse Nieuwsmedia
Drie volksvertegenwoordigers – Christian Brotcorne (cdH), Thierry Giet (PS), en Valérie Déom (PS) – hebben in de Kamercommissie voor Justitie de spoedbehandeling gevraagd van een wetsvoorstel tot wijziging van artikel 587 van het Gerechtelijk Wetboek teneinde het vermoeden van onschuld te beschermen. Dit wetsvoorstel herneemt een ouder wetsvoorstel dat reeds in 2007 werd ingediend en heeft tot doel snel te kunnen optreden vooraleer de pers een dossier naar zich toe zou kunnen trekken waar vervolgde personen mogelijks het slachtoffer van zouden kunnen worden.
Dit wetsvoorstel voorziet dan ook in de mogelijkheid om, in geval van schending van het principe van het vermoeden van onschuld, een verzoekschrift in te dienen waarbij de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, zetelend zoals in kortgeding, de stopzetting of de intrekking van onterende bewoordingen/afbeeldingen of de publicatie van een communiqué tot rechtzetting zou kunnen vorderen. Dit biedt de persoon die als schuldig wordt bestempeld alle waarborgen op de eerbiediging van zijn fundamenteel recht op een eerlijk proces. Het wetsvoorstel voorziet bovendien dat deze procedure ook kan worden toegepast om te beletten dat een sinds zes maanden veroordeelde persoon die zijn straf uitzit of al heeft uitgezeten, onnodig weer in de actualiteit komt.
Het instellen van een procedure in kortgeding tot stopzetting of intrekking van een publicatie is een hachelijke onderneming. Het in artikel 25 van de Belgische Grondwet ingevoerde verbod van preventieve maatregelen en censuur is meer dan duidelijk. Desondanks worden vandaag de dag nog steeds verscheidene media geconfronteerd met een rechter die op basis van een eenzijdig verzoekschrift een publicatie niet laat verschijnen of een uitzending verbiedt. De inhoud van dit wetsvoorstel strekt ertoe deze mogelijkheden nog uit te breiden en heeft dus verstrekkende gevolgen voor de gehele perssector.
Dit wetsvoorstel gaat bovendien volledig voorbij aan het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 29 maart 2011 waar België werd veroordeeld voor de aan de media opgelegde uitzendverboden. Hoewel deze uitspraak een verbod op een televisie-uitzending betreft, dient deze uitspraak mutatis mutandis ook te gelden voor de geschreven pers. Het Hof heeft België immers op het matje geroepen voor beperkingen op de persvrijheid opgelegd door Belgische rechters in afwezigheid van een duidelijke wetgevende bepaling hieromtrent.
Deze week starten de hoorzittingen rond dit wetsvoorstel met vertegenwoordigers uit de sector, magistraten en academici.
Het volledige wetsvoorstel vindt u hier.