Journalistiek in 2012: en plein public
13 maart 2012
Door Frank DE GRAEVE, Media Relations Expert at Quadrant Communications
Je zou het niet meteen verwachten, maar journalisten zijn nogal conservatief wat hun job betreft. Het overgrote deel van hen werkt nog altijd op nagenoeg dezelfde wijze als pakweg vijf jaar geleden. Dat heeft te maken met het maatschappelijk belang van hun vak en ook de hoge werkdruk zit er uiteraard voor iets tussen. Veel ruimte voor experimenten is er niet.
Ook in 2012 zal er in de journalistiek dus niet zo heel veel veranderen, zeker niet in België. Slechts een minderheid van de journalisten voelt zich geroepen om hun aanpak aan te passen aan de nieuwste technologische ontwikkelingen. Laten we eens kijken welke trends die pioniers hebben ingezet.
God ziet u! En wij ook.
Artikels en reportages worden nu soms gemaakt op plaatsen waar ze vroeger alleen werden gepubliceerd en becommentarieerd: op sociale netwerken als Facebook, LinkedIn en Twitter. Alsmaar vaker vinden daar conversaties plaats tussen journalisten en woordvoerders van bedrijven of organisaties die later verwerkt worden in artikels. Dat verloopt niet altijd even vlot: het gaat er soms ronduit chaotisch toe en leidt uitzonderlijk zelfs tot genante momenten. Zowel journalisten als woordvoerders moeten het duidelijk nog gewoon worden dat sommige van hun gesprekken “en plein public” plaatsvinden. En dat er niet alleen wordt meegeluisterd, maar af en toe ook wordt meegepraat.
Iedereen woordvoerder
Het zijn niet altijd meer de officiële, vooraf met de pr-verantwoordelijke afgesproken personen die met journalisten converseren. In social media ontstaan alsmaar vaker connecties of relaties tussen journalisten en andere werknemers van bedrijven. Vroeger gebeurde dat ook al – op bedrijfsevenementen, tijdens stakingen of zelfs op café – maar nu is het een stuk gemakkelijker geworden voor journalisten om zulke mensen te vinden, te volgen en te contacteren.
Op het eerste gezicht is dat een pr-nachtmerrie, maar er zijn ook goede kanten aan: wat die officieuze woordvoerders vertellen, wordt vaak authentieker – en dus interessanter – gevonden dan de officiële communicatie.
Gedaan met die vervelende deadlines?
In zijn boek Media Morgen schrijft Jo CAUDRON dat er in de toekomst geen deadlines meer zullen zijn. Volgens hem moeten kranten en tijdschriften ook los van hun vaste verschijningsfrequentie (dag, week, maand, …), een constante stroom van content produceren. Dat is wat de huidige generatie mediagebruikers, opgegroeid met de timeline van Twitter en de newsfeed van Facebook, nu eenmaal verwachten.
Afgaande op mijn eigen ervaringen als journalist – en nu zullen een aantal ex-collega’s het ongetwijfeld op een monkelen zetten – zou die aanpak er volgens mij toe leiden dat er helemaal géén artikels meer verschijnen. Deadlines zijn nodig om verhalen gepubliceerd te krijgen. Maar met een beetje organisatie kunnen kranten of tijdschriften wel verschillende publiceermomenten voorzien, waardoor ze continu artikels de wereld insturen. Ik verwacht dat binnenkort publicaties zullen beginnen te experimenteren met dit model. Waarin dus ook nog deadlines bestaan.
Een leger van medewerkers
Tal van journalisten hebben in de loop van hun carrière een aardige verzameling telefoonnummers vergaard van mensen die ze kunnen bellen voor nieuws of een woordje uitleg. Zo’n boekje aanleggen wordt helaas moeilijker en moeilijker. Actief zijn in social media is gelukkig een bruikbaar alternatief. Wie vaak en goed twittert, kan een mooi legertje volgelingen verzamelen, dat mettertijd ook een legertje medewerkers kan worden. Je kunt hun vragen of ze iets afweten van het onderwerp waarmee je bezig bent, of ze iets willen checken, enzovoort. Ik zie steeds vaker journalisten die daar een beroep op doen, zo te zien ook met resultaat.
Steeds meer BJ’s (Bekende Journalisten)
Journalisten die via social media een netwerk, een publiek hebben opgebouwd, kunnen dat ook gebruiken als promotiemiddel: om reclame te maken voor het medium waaraan ze zijn verbonden, en zichzelf in één moeite door als expert te profileren. Andere journalisten – vaak van radio of televisie – zullen hen sneller vragen om iets te komen uitleggen, waardoor ze een groter of ander publiek bereiken. Vroeg je in 2009 aan iemand die niet in de media werkte om de namen van tien journalisten op te noemen, dan leverde dat steevast een lange “Euh…” op. Tegenwoordig is diezelfde opdracht voor heel wat mensen een koud kunstje: ze kennen de mensen in kwestie van Twitter. Sommige twitteraars zijn zwaar fan van bepaalde journalisten en laten dat ook blijken.
De keerzijde van de medaille: lezers die kritiek hebben op wat in de media verschijnt, kunnen hun bezwaren nu publiekelijk en oncontroleerbaar uiten. Journalisten zullen op termijn dus zorgvuldiger en voorzichtiger te werk moeten gaan, wat de kwaliteit van de journalistiek ten goede kan komen.
Check en dubbelcheck – maar intussen toch al publiceren
Nog in Media Morgen vertelt Jo CAUDRON over nieuwsberichten die hij op Twitter voorbij zag komen met de hashtag #unconfirmed. De journalist had iets opgevangen en terwijl hij een tweede bron zocht voor dat nieuwtje, gooide hij het alvast – onder voorbehoud, zeg maar – op Twitter. Later verscheen het bericht opnieuw met de hashtag #confirmed erbij, maar intussen had de journalist het nieuws wel al “geclaimd”.
Dit is lang geen schitterende oplossing. Bovendien kan deze tactiek gemakkelijk misbruikt worden om het eerste het beste aannemelijk klinkende gerucht te publiceren. Aan de andere kant: soms is er bij het lezerspubliek zo weinig begrip voor de werkwijze die journalisten moeten volgen voor ze een bericht kunnen brengen dat er misschien niets anders opzit. Ik kijk al uit naar het eerste bericht van een Belgische journalist met de hashtag #onbevestigd…
Waarom, waarom, waarom?
Als nieuws zich ergens als een lopend vuurtje verspreidt, dan is het wel op sociale netwerken. Toch blijven veel media hun klassieke rol als leverancier van nieuws onverstoorbaar verder spelen. Dat is heel begrijpelijk. Je kunt je als publicatie of zender vaak niet permitteren om iets niet te brengen. Wat hadden de kranten de dag na het Pukkelpopdrama anders op hun voorpagina moeten zetten? Volgens sommige experts verwachten we van traditionele media alsmaar minder dat ze ons vertellen wat er gebeurd is, en alsmaar meer dat ze verklaren hoe het kunnen gebeuren is. Daardoor neemt de portie duiding in kranten overhand toe. Alleen: de lezer is daar niet altijd blij mee.
Dat journalisten géén nieuws meer zouden brengen en dat allemaal maar overlaten aan Twitteraars en Facebookers is duidelijk een stap te ver. Daarom denk ik dat er de komende jaren meer zal worden gegraven, dat traditionele media steeds meer verhalen zullen brengen die niet vanzelf naar boven komen. Een optimistische verwachting, geef ik grif toe, misschien zelfs wat naïef, gezien de daling in echte onderzoeksjournalistiek van de voorbije jaren. Maar als uitgevers die daling naast de daling van hun inkomsten leggen, zijn er hopelijk een paar die beseffen dat het misschien het moment is om het roer om te gooien. Laat het ons hopen.
Deze bijdrage verscheen eerder in het Online Trendrapport 2012 van Netlash-bSeen.