De Hoge Raad der Nederlanden bakent het toepassingsgebied van “het recht op vergetelheid’ verder af en het Hof Amsterdam bevestigt het belang van online archieven van uitgevers
6 maart 2017
Recente rechtspraak zorgt voor enorm veel onduidelijkheid over het toepassingsgebied van het recht op vergetelheid, waar tegenwoordig steeds meer mensen beroep op doen om informatie over zichtzelf te laten verwijderen. Dit recht op vergetelheid kan in bepaalde gevallen een inmenging verantwoorden in de vrijheid van meningsuiting en in het bijzonder de persvrijheid. In een recent arrest van de Hoge Raad der Nederlanden werd een extensieve interpretatie gegeven aan het eerder gevelde Google Spain arrest van het Hof van Justitie. Zelfs criminelen kunnen nu ook het recht op vergetelheid inroepen.
In een arrest van 24 februari 2017 heeft De Hoge Raad geoordeeld dat een zoekmachine een verzoek tot verwijdering van gegevens in principe altijd moet naleven behalve in bijzondere omstandigheden, die bij elk verzoek in concreto moeten worden onderzocht en gemotiveerd. De Hoge Raad heeft hiermee het arrest van het Hof Amsterdam vernietigd, omdat het Hof bij de vraag van de eiser om informatie over zichzelf te verwijderen uit de zoekresultaten van Google, heeft nagelaten om de belangenafweging tussen de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de eiser en het recht op informatie van het publiek vast te stellen. Het Hof diende te onderzoeken wat het belang van het publiek was om informatie over de veroordeling van de eiser te krijgen bij het zoeken op zijn volledige naam. Ook heeft het Hof volgens de Hoge Raad daarbij verzuimd vast te stellen of de eiser een rol in het openbare leven speelt. Daarnaast had het Hof moeten vaststellen hoe belangrijk het feit was dat de strafrechtelijke veroordeling van de eiser niet onherroepelijk is. Het feit dat de eiser strafrechtelijk is veroordeeld voor een ernstig misdrijf en dat er daarover publiciteit is geweest, is volgens de Hoge Raad onvoldoende om een uitspraak te kunnen doen ten aanzien van de belangenafweging tussen de eiser en het publiek.
In dit arrest van de Hoge Raad draait het om het recht op vergetelheid, waarover het Europees Hof van Justitie zich heeft gebogen in het Google Spain-arrest. In deze zaak was het Hof van oordeel dat iemand op basis van zijn recht op privacy kan verlangen dat op hem betrekking hebbende informatie niet meer door opneming in een resultatenlijst van een zoekmachine ter beschikking wordt gesteld aan het grote publiek. Dit zal echter niet het geval zijn indien de inmenging in de grondrechten van de betrokkene wegens bijzondere redenen, zoals de rol die deze persoon in het openbare leven speelt, wordt gerechtvaardigd door het belang dat het publiek erbij heeft om toegang tot de informatie te krijgen. Er dient dus altijd een belangenafweging plaats te vinden tussen verschillende grondrechten.
De Hoge Raad heeft nu uit het Google Spain arrest afgeleid dat de belangen van de privépersoon in beginsel zwaarder wegen dan het economisch belang van de zoekmachine Google en het belang van het publiek om toegang te hebben tot de zoekresultaten. Een verzoek tot verwijdering moet in beginsel worden toegewezen, zelfs bij criminele feiten. Uit deze “hoofdregel” volgt wel dat er bijzondere omstandigheden denkbaar zijn die rechtvaardigen dat het belang van de zoekmachine toch zwaarder weegt. Het Hof argumenteert:
“Dat kan in bijzondere gevallen anders zijn, afhankelijk van de aard van de betrokken informatie en de gevoeligheid ervan voor het privéleven van de betrokkene en van het belang dat het publiek erbij heeft om over deze informatie te beschikken, wat met name wordt bepaald door de rol die deze persoon in het openbare leven speelt”.
De Hoge Raad oordeelt dat het Gerechtshof onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de uitzonderingssituatie zich in dit geval zou voordoen. Opmerkelijk is dat uitdrukkelijk wordt vermeld dat het enkele feit dat de man veroordeeld is, nog niet maakt dat vermelding in de zoekmachine gerechtvaardigd is. De Hoge Raad oordeelt verder nog dat het enkele feit dat de doelpagina’s uit de resultatenlijst de naam van de man alleen met initialen vermelden, nog niet maakt dat hij geen belang heeft bij het verwijderverzoek.
Een andere vraag die rijst is of uitgevers medeverantwoordelijk kunnen worden gesteld voor de online resultatenlijst van een zoekmachine. Het Hof Amsterdam heeft in een arrest van 7 februari 2017 eerst en vooral het belang van het online archief en de blijvende online beschikbaarheid van mediapublicaties bevestigd. Nieuwsuitgevers vinden het cruciaal dat berichten vindbaar blijven in digitale archieven van nieuwsmedia, omdat anders het risico bestaat dat men via het recht op vergetelheid de geschiedenis kan herschrijven.
Bovendien concludeert het Hof dat de verwerking van persoonsgegevens, bestaande uit het zoeken van gegevens bij een ingetoetste naam en het weergeven van de zoekresultaten, wordt uitgevoerd door de exploitant van de zoekmachine en niet door de uitgever.
Nieuwsmedia hebben dus niet de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat bepaalde berichten onvindbaar worden door zoekmachines. Volgens het Hof zijn zoekmachine-exploitanten zelf verantwoordelijk voor de verwerking van persoonsgegevens door hun zoekmachines op internet en niet de uitgever.
Dit oordeel is terecht in lijn met het Google Spain-arrest dat reeds heeft bevestigd dat het recht op vergetelheid niet van toepassing is op nieuwsmedia die persoonsgegevens verwerken, maar enkel op zoekmachines. Uitgevers benadrukken bovendien het merendeel van de verzoekers die een recht van vergetelheid vorderen, reeds tevreden zijn indien hun naam uit de online zoekmachine wordt gehaald en men de nieuwsarchieven intact kan laten.