Vlaamse Nieuwsmedia juicht Europees akkoord inzake btw op digitale publicaties toe
2 oktober 2018
De ministers van Financiën zijn vandaag in Luxemburg overeengekomen de bestaande Europese btw-richtlijn te wijzigen teneinde de lidstaten in staat te stellen lagere btw-tarieven toe te passen op digitale publicaties zoals digitale boeken, kranten en tijdschriften.Momenteel passen de lidstaten verschillende btw-tarieven toe voor print publicaties, waarvoor verlaagde tarieven kunnen gelden, terwijl dezelfde inhoud in digitaal formaat tegen het normale btw-tarief wordt belast. Deze langverwachte stap stelt de lidstaten nu in staat om voor online-inhoud hetzelfde btw-tarief toe te passen als voor print publicaties.
Vlaamse Nieuwsmedia verwelkomt het Europees akkoord inzake e-perspublicaties aangezien het de mogelijkheid invoert voor lidstaten om het nul, super verlaagd of verlaagd btw-tarief dat reeds bestaat voor print producten, toe te passen op de digitale producten van de uitgever. Naar deze aanpassing van de btw-richtlijn werd lang uitgekeken in de perssector. De bestaande praktijk dat er verschillende btw-tarieven bestaan tussen twee journalistieke producten, met dezelfde inhoud maar op een andere drager, valt niet te rechtvaardigen. Het hogere btw-tarief op digitale publicaties creëert een onnodige drempel voor innovatie en belemmert de transitie van print naar digitaal.
Bent u al op de hoogte van de nieuwe wetgeving inzake de bescherming van bedrijfsgeheimen?
19 september 2018
Context
Door de toenemende digitalisering, globalisering, uitbestedingen en langere toeleveringsketens zijn er nieuwe vormen van samenwerking ontstaan tussen ondernemingen met als gevolg hiervan ook een toename in het onrechtmatig gebruik van bedrijfsgeheimen[1]. Veelal gaat het om nieuwe bedrijfsmodellen waarbij gebruik wordt gemaakt van zelfontwikkelde kennis en knowhow. Intellectuele eigendomsrechten (zoals vb. geoctrooieerde uitvindingen of content die door het auteursrecht wordt beschermd) spelen een belangrijke rol bij de bescherming van dergelijk innovatiebeleid. Bedrijfsgeheimen kunnen echter eveneens een belangrijke economische waarde hebben voor een onderneming, zowel voor grotere ondernemingen, maar voornamelijk voor kleine, middelgrote en startende ondernemingen. Dit soort ondernemingen voldoen vaak niet aan de wettelijke voorwaarden voor intellectuele eigendomsrechten of beschikken niet over de financiële middelen om intellectuele eigendomsrechten te verwerven, beschermen en handhaven.
Anders dan bij intellectuele eigendomsrechten, is de houder van een bedrijfsgeheim niet de eigenaar van een exclusief recht ten aanzien van de betreffende creatie. Concurrenten en andere derden hebben daarom de vrijheid dezelfde creatie of hetzelfde idee uit te vinden, te ontwikkelen en te gebruiken. Bedrijfsgeheimen kunnen alleen wettelijk worden beschermd indien de vertrouwelijke informatie op onrechtmatige wijze werd verkregen (bijvoorbeeld door diefstal of omkoping). Niettemin moeten zij worden beschermd en wel om dezelfde reden die aan het bestaan van intellectuele eigendomsrechten ten grondslag ligt, namelijk om innovatie en creatie te stimuleren en inspanningen te belonen. Scheppers moeten in staat zijn zich te verweren tegen oneerlijke praktijken waarmee hun vertrouwelijke informatie onrechtmatig wordt verkregen en hier kosteloos gebruik van maken zonder de aan onderzoek of reverse-engineering verbonden kosten te maken.
In verschillende Europese lidstaten was er geen uniform en samenhangend systeem ter bescherming van bedrijfsgeheimen. Dergelijk versnipperd systeem heeft een negatief effect op de grensoverschrijdende samenwerking en vormt een belangrijke belemmering voor de eengemaakte markt van Europa als een instrument voor innovatie en economische groei. Sommige landen beschikken reeds over een wettelijke omkadering maar de meeste landen, zoals België, bieden geen expliciete bescherming voor bedrijfsgeheimen. Een eenduidige definitie van het begrip ‘bedrijfsgeheim’ is in België dan ook nog niet voor handen. Om toch enige bescherming te vinden, moet er beroep worden gedaan op het gemeenrecht zoals de buitencontractuele aansprakelijkheid, het overeenkomstenrecht (vb. een geheimhoudingsbeding) of moet er op zoek worden gegaan naar zeer specifieke wettelijke beschermingsregimes zoals kan worden teruggevonden in het strafrecht, arbeidsrecht, vennootschapsrecht en het economisch recht. Door afwezigheid van één specifieke wetgeving bestaat het huidig beschermingsregime uit een amalgaan van bepalingen uit verschillende rechtstakken.
Europees kader
Het Europees Hof van Justitie erkent de bescherming van bedrijfsgeheimen als algemeen principe.[2] Naar aanleiding van dit arrest ontstond er binnen Europa een veelheid aan verschillende opvattingen over wat onder geheime bedrijfsinformatie moet worden verstaan. Bovendien zijn er op procedureel vlak tussen de verschillende Europese lidstaten verschillen (o.a. op het vlak van bewijslast, schadevergoedingen, conservatoire maatregelen…) en belemmeringen om het recht te handhaven.
Om deze redenen wenste de Europese Commissie de wetgeving inzake bedrijfsgeheimen binnen de Europese Unie te harmoniseren via een richtlijn zodat een doeltreffendere rechtsbescherming van bedrijfsgeheimen tegen het onrechtmatig gebruik binnen de Europese interne markt werd gecreëerd. De Richtlijn 2016/943 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan is gebaseerd op de richtlijn 2004/48 van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele eigendomsrechten zonder het de bedoeling was om een nieuw intellectueel eigendomsrecht te creëren[3] ook al wordt er op procedureel vlak voorzien in gelijklopende maatregelen, procedures en rechtsmiddelen.
Dit wetgevend initiatief van de Europese Commissie lokte uit bepaalde hoeken negatieve reacties en bezorgdheden uit, voornamelijk bij journalisten die vreesden voor een inperking van hun journalistieke vrijheid omdat de richtlijn hen mogelijks zou belemmeren om nog informatie openbaar te maken. Op die manier zou er een risico op zelfcensuur ontstaan. Ook klokkenluiders zouden door de richtlijn in de problemen kunnen komen en zouden minder geneigd zijn om bepaalde conflictsituaties naar buiten te brengen. Vragen werden gesteld omtrent de bewijslast aangezien de vrees er was dat klokkenluiders en journalisten dienen te bewijzen dat geen bedrijfsgeheimen werden geschonden.
Na verschillende onderhandelingsrondes van de Europese instellingen werd uiteindelijk een compromistekst opgesteld waarbij uitdrukkelijk wordt rekening gehouden met het recht op vrije meningsuiting, de vrijheid van informatie en bescherming voor klokkenluiders. Het is de lidstaten wel toegelaten om een verder reikende bescherming te bieden aan bedrijfsgeheimen dan in de richtlijn is voorzien aangezien de richtlijn grotendeels een minimale harmonisatie is. Artikel 1 bepaalt echter wel dat van enkele bepalingen van de richtlijn niet kan worden afgeweken, waaronder de uitoefening van het recht op vrijheid van meningsuiting en van informatie met inbegrip van de eerbiediging van de vrijheid en het pluralisme van de media. Op die manier wordt er deels tegemoetgekomen aan de bezorgdheid van de sector om de journalistieke vrijheid niet te bedreigen.
De Richtlijn creëert geen nieuw intellectueel eigendomsrecht of een exclusief verbodsrecht voor de houder van een bedrijfsgeheim, maar voorziet in een aantal gedragsnormen. Hoewel er op procedureel vlak dus wordt voorzien in gelijkaardige maatregelen, procedures en rechtsmiddelen, mag de bescherming van bedrijfsgeheimen niet op dezelfde voet worden geplaatst als de bescherming van intellectuele eigendomsrechten.
De Richtlijn bestaat uit vier hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bepaalt het onderwerp en het toepassingsgebied van de richtlijn. Dit hoofdstuk bepaalt onder andere het principe van minimumharmonisatie (met uitzonderingen), en het bevat ook een aantal definities die mee het toepassingsgebied van de richtlijn bepalen. Belangrijk hierbij is de definitie van “bedrijfsgeheim”, welke woordelijk werd overgenomen van de TRIPS-Overeenkomst. Het tweede hoofdstuk bepaalt in welke gevallen het verkrijgen, gebruiken en openbaar maken van bedrijfsgeheimen respectievelijk rechtmatig of onrechtmatig is, alsook de uitzonderingen hierop. Het derde hoofdstuk bevat de maatregelen, procedures en rechtsmiddelen die van toepassing zijn in het geval van het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheim. Naast voorlopige en conservatoire maatregelen enerzijds en maatregelen die in een procedure ten gronde kunnen worden opgelegd, bevat dit hoofdstuk onder meer ook een aantal waarborgen voor de vertrouwelijkheid van gerechtelijke procedures met betrekking tot bedrijfsgeheimen, en de verplichting om in een verjaringstermijn te voorzien die niet langer is dan zes jaar. Het vijfde hoofdstuk ten slotte bevat een aantal slotbepalingen.
De Richtlijn definieert de term “bedrijfsgeheimen” als informatie die aan de volgende cumulatieve voorwaarden voldoet:
- de informatie is geheim in die zin dat zij, in haar geheel dan wel in de juiste samenstelling en ordening van haar bestanddelen, niet algemeen bekend is bij of gemakkelijk toegankelijk is voor personen binnen de kringen die zich gewoonlijk bezighouden met de desbetreffende soort informatie;
- de informatie bezit handelswaarde omdat zij geheim is; en
- de informatie is door de persoon die rechtmatig daarover beschikt onderworpen aan redelijke maatregelen, gezien de omstandigheden, om deze geheim te houden.
In sommige omstandigheden, zoals omschreven in artikel 5 van de richtlijn, kan het verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheim niet gesanctioneerd worden. In dergelijke gevallen heeft de vermeende houder van het bedrijfsgeheim geen enkel verhaal tegen de vermeende inbreukmaker. Het betreft de verkrijging, het gebruik of de openbaarmaking die plaatsvond voor :
- het uitoefenen van het recht op vrijheid van meningsuiting en van informatie zoals neergelegd in het Handvest, met inbegrip van de eerbiediging van de vrijheid en het pluralisme van de media;
- het onthullen van wangedrag, fouten of illegale activiteiten, op voorwaarde dat de verweerder handelde met het oog op de bescherming van het algemeen openbaar belang;
- het openbaar maken van het bedrijfsgeheim door werknemers aan hun vertegenwoordigers in het kader van de rechtmatige uitoefening van hun vertegenwoordigende functies overeenkomstig het Unie- of nationale recht, op voorwaarde dat deze openbaarmaking noodzakelijk was voor deze uitoefening;
- met het oog op de bescherming van een rechtmatig belang dat erkend is in het Unie- of nationale recht.
Deze uitzonderingen dienen te zorgen voor een evenwicht tussen enerzijds het beschermen van de belangen van de houders van bedrijfsgeheimen en anderzijds de belangen van andere derde partijen met betrekking tot deze bedrijfsgeheimen. In sommige landen zoals Frankrijk en Denemarken kwamen er vanwege de journalistenverenigingen protest naar aanleiding van de nationale implementatie van de Europese richtlijn. Volgens hen werd dit beoogde evenwicht niet bereikt aangezien het recht op informatie en de belangen van de burgers te zwaar werd ingeperkt ten voordele van de belangen van houders van bedrijfsgeheimen.
Belgische wetgeving
Op 19 januari 2018 keurde de regering in de ministerraad een voorontwerp van wet goed over de bescherming van bedrijfsgeheimen.
Op 12 juni 2018 werd het wetsontwerp betreffende de bescherming van bedrijfsgeheimen in de Kamer ingediend voor bespreking in de Commissie Bedrijfsleven.
In het Belgische recht bestond geen algemeen wettelijk kader voor de bescherming van bedrijfsgeheimen. Deze worden ook niet beschouwd als intellectuele eigendomsrechten. Wel zijn er een aantal wettelijke bepalingen die toelaten om in bepaalde situaties op te treden tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van bedrijfsgeheimen, i.e. in het kader van de arbeidsrelatie, oneerlijke marktpraktijken of bv. artikel 1282 BW. Deze bepalingen zijn echter versnipperd en onvolledig. De meeste bepalingen van de richtlijn komen als zodanig niet voor in het Belgische recht. Dit wetsontwerp strekt er dan ook toe om de bepalingen vereist om de maatregelen, procedures en waarborgen waarin de richtlijn voorziet, in het Belgische recht in te voeren, om zo in deze materie over een modern en duidelijk juridisch kader te beschikken. Gelet op de aanwezigheid van een aantal bepalingen in het Belgische recht, het versnipperde karakter van deze bestaande bepalingen, en de groepering van de economische regelgeving in het Wetboek van economisch recht, is het volgens de indieners niet aangewezen in een op zichzelf staande wettekst te voorzien. Dit wetsontwerp voorziet daarom in een aantal wijzigingen die worden aangebracht aan het Wetboek van economisch recht (Boeken I, XI en XVII), aan het Gerechtelijk Wetboek en aan de wet betreffende de arbeidsovereenkomsten Men heeft daarbij de bepalingen in de mate van het mogelijke gegroepeerd, met respect voor de indeling en structuur van de bestaande wetgeving.
Daar waar het niet opportuun werd geacht om af te wijken van de formulering van de richtlijn, werd ervoor gekozen de bewoordingen van de richtlijn zo letterlijk mogelijk over te nemen. Wanneer het expliciet de bedoeling was om inhoudelijk van de richtlijn af te wijken, wordt deze benadering duidelijk aangegeven in de artikelsgewijze bespreking van het wetsontwerp.
Het wetsontwerp werd op 3 juli 2018 aangenomen in de Commissie Bedrijfsleven en op 19 juli in plenaire vergadering. De wet betreffende de bescherming van bedrijfsgeheimen werd op 30 juli 2018 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
[1] Enkele voorbeelden: een formule, een bedrijfsprocedé, een recept, een marketingconcept,…
[2] HvJ C-53/85, AKZO Chemie en AKZO Chemie UK t. Commissie.
[3] Rechtsoverweging 16 van de richtlijn stelt expliciet dat gezien het belang van innovatie en om concurrentie te bevorderen, deze richtlijn geen exclusieve rechten mag vaststellen op knowhow of informatie die als bedrijfsgeheim is beschermd.
Festival voor de Jonge Journalist: wens je nog aanwezig te zijn? Schrijf je dan nu in!
17 september 2018
Op donderdag 20 september 2017 organiseert Mediacademie Journalistiek in Muntpunt Brussel het Festival voor de Jonge Journalist. Alle studenten journalistiek zijn van harte welkom!
O.a. De Persgroep, Mediafin, Mediahuis, Roularta, Medialaan, VRT, Media21, Mediarte en VVJ.RvdJ en Fonds Pascal Decroos zullen aanwezig zijn op de jobbeurs.
De presentatie is in handen van Danira Boukhriss Terkessidis.
De dag wordt afgesloten met de bekroning van de beste journalistieke stukken ingestuurd door pas afgestudeerde studenten journalistiek.
Schrijf je hier in.
PERSBERICHT: Europees Parlement stemt voor het veiligstellen van de toekomst van journalistiek in Europa
12 september 2018
Vandaag heeft het Europees Parlement in Straatsburg een verslag over auteursrecht aangenomen dat zal bijdragen tot een duurzamere en digitale toekomst voor de Europese nieuwsmedia-industrie. Met de goedkeuring van een naburig recht voor persuitgevers erkent het Parlement de waarde van professionele journalistiek en geeft het persuitgevers een sterkere juridische basis voor de bescherming van hun investeringen in originele en creatieve content.
“We hebben het uitgeversrecht nodig om de honderdduizenden jobs in de Europese nieuwsmediasector te beschermen en in het bijzonder voor de bescherming van de toekomst van de professionele journalistiek en haar rol om het democratische debat te faciliteren”, aldus Wout van Wijk, uitvoerend directeur van News Media Europe.
Vlaamse Nieuwsmedia is verheugd dat het Europees parlement heeft gestemd voor een eerlijk en werkbaar digitaal ecosysteem. Het uitgeversrecht is belangrijk omdat het:
- honderdduizenden jobs in de Europese uitgeverijsector beschermt en bijdraagt tot het afremmen van het alarmerende aantal afvloeiingen onder journalisten dat elk jaar toeneemt
- ertoe bijdraagt dat het onaanvaardbaar wordt om perspublicaties online zonder toestemming te kopiëren en monetiseren, zoals het altijd het geval geweest is offline
- bijdraagt aan het in stand houden van een zeer diverse pers die onze Europese cultuur en talen bevordert
- uitgevers stimuleert om consumenten te blijven voorzien van kwaliteitsvolle, gefactcheckte content op het internet
- innovatie en start-ups aanmoedigt
Het door het Europese Parlement gestemde uitgeversrecht:
- geeft uitgevers eindelijk de juridische erkenning die ze verdienen en die muziek- en filmproducenten en omroepen reeds jaren genieten. Er is geen enkele reden om uitgevers niet dezelfde rechten toe te kennen.
- tast het recht van individuen om hyperlinks te delen niet aan;
- geeft journalisten recht op een billijk aandeel van de inkomsten gegenereerd door licenties die uitgevers afsluiten met o.a. platforms;
De goedkeuring van het verslag van het Parlement over het auteursrecht is een belangrijke stap in de herziening van de Europese auteursrechtwetgeving. Het eindresultaat op basis van de trialoog tussen het Europees Parlement, de Europese Commissie en de Raad van de Europese Unie wordt tegen het einde van het jaar verwacht.
Groot-Bijgaarden, 12 september 2018
Jaarverslag JEP 2017: slechts 25% van de advertentiecampagnes diende te worden aangepast of stopgezet
7 september 2018
In 2017 heeft de JEP 189 dossiers behandeld op basis van 417 klachten. Het aantal behandelende klachten waarvoor een dossier werd geopend, is meer dan verdubbeld ten opzichte van vorig jaar (186 klachten). Deze sterke toename kan deels worden verklaard door een aantal dossiers op basis van relatief hoge aantallen klachten (bv. 99 klachten in het dossier van de mobiele affichagecampagne van ‘Rich Meet Beautiful’).
Vergeleken met de 131 klachtendossiers van 2016 gaat het om een toename met 44% wat het aantal behandelde dossiers betreft. Dossiers die betrekking hebben op de nieuwe bevoegdheden van de JEP sinds februari 2017 (de JEP is bevoegd voor alle vormen van reclame-inhoud die verspreid wordt via digitale media, affichage, folders en brochures en reclamedragers op verkooppunten) nemen 41% van deze toename voor hun rekening. Anders gezegd maken de klachtendossiers die resulteren uit deze bevoegdheidsuitbreiding 13% van het totaal aantal in de loop van 2017 behandelde klachtendossiers uit.
De JEP heeft in 2017 in 69% van de dossiers gemeend geen opmerkingen te formuleren, in 26% van de gevallen was de JEP evenwel genoodzaakt een beslissing tot wijziging of stopzetting te nemen. Wanneer wij dit cijfer vergelijken met de gegevens van 5 jaar geleden dan betekent dit een positieve verbetering met ongeveer 20 %. In de overgrote meerderheid hebben de adverteerders de Jurybeslissingen vrijwillig gerespecteerd. Niettemin was de JEP in vijf dossiers genoodzaakt om de niet-naleving van haar beslissing mee te delen aan de Raad voor de Reclame. Drie van deze vijf dossiers hadden betrekking op de nieuwe bevoegdheden van de JEP, met name de affichage op vrachtwagens.
In 3% van de gevallen heeft de JEP een advies van voorbehoud gericht aan de betrokken adverteerders, die zelf de verantwoordelijkheid behouden over het gevolg dat ze willen geven aan dit advies.
De JEP behandelde anderzijds 16 adviesaanvragen vanuit de reclamesector.
De Jury in hoger beroep kwam vier keer bijeen en behandelde zeven dossiers. In vier van de zeven gevallen heeft de jury in hoger beroep de beslissing van de jury in eerste aanleg bevestigd. In 2 gevallen verklaarde de jury het hoger beroep deels gegrond en één verzoekschrift werd onontvankelijk verklaard.
Meer informatie vindt u in het jaarverslag 2017.
Lancering Vlaams Journalistiek Fonds en projectoproep
Minister Gatz lanceerde onlangs het Vlaams Journalistiek Fonds (VJF). Het VJF is vergelijkbaar met het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek in Nederland en zal naast het coördineren en verdelen van projectsubsidies, ook fungeren als een aanspreekpunt voor alle journalisten, als kennisdelingsplatform van alles wat met nieuws en media te maken heeft en moet het ook de samenwerking met Nederland stimuleren.
Voor het nieuwe fonds wordt 550.000 euro voorzien, waarvan 500.000 euro voor projectsubsidies. Begin september lanceerde het VJF de projectoproep. In 2018 kunnen startende nieuwsmediabedrijven (in de eerste vijf jaar na de oprichting, met een omzet van maximum 1 miljoen euro per jaar), zelfstandige journalisten en organisaties – ofwel op eigen kracht ofwel ondersteund door een nieuwsmediabedrijf – een projectsubsidieaanvraag indienen.
Om in aanmerking te komen dient het project een journalistiek en innovatief karakter te hebben. De beoogde innovatie kan betrekking hebben op de productiewijze, fact checking, datajournalistiek, storytelling, het inzetten van het publiek bij (regio)journalistiek, het bevorderen van diversiteit en het bereiken van kwetsbare doelgroepen, alternatieve verdienmodellen en ondernemerschap, crowdsourcing en zo meer. Een project heeft in principe een looptijd van 1 jaar. Uitzonderingen zijn mogelijk, maar elk project moet zich situeren tussen de startdatum (1 december 2018) en de uiterste einddatum (31 maart 2020). Een project kan maximaal voor 80% van de geraamde kosten worden ondersteund. Kandidaten kunnen vanaf 15 september 2018 digitaal een subsidieaanvraag indienen via de website van het Vlaams Journalistiek Fonds. De deadline om in te dienen is 31 oktober 2018. Michiel Scharpé, zal fungeren als aanspreekpunt van het fonds en zal de subsidieronde coördineren.
Op maandag 1 oktober 2018 om 18 u organiseert het VJF een infomoment over de subsidieronde voor geïnteresseerden. Deze vindt plaats bij de VVJ.
Nationale implementatie van de AVG met de uitzondering voor journalistieke doeleinden wordt positief onthaald door de Vlaamse krantenuitgevers
31 juli 2018
Inleiding
Op 25 mei 2018 is de Europese Algemene Verordening Gegevensbescherming (hierna: AVG) van kracht geworden. De AVG verplicht lidstaten wettelijke maatregelen te nemen om uitzonderingen te implementeren die nodig zijn om een evenwicht te zoeken tussen de bescherming van persoonsgegevens van burgers langs de ene kant en het recht op vrijheid van meningsuiting en van informatie langs de andere kant. Deze verordening heeft dus een grote impact op de mediasector, en in het bijzonder op het journalistieke werk. De Europese wetgever was zich goed bewust van de spanning die er bestaat tussen gegevensbescherming en journalistieke belangen zoals de informatie- en persvrijheid. In artikel 85 AVG staat duidelijk omschreven dat de lidstaten de beoogde privacybescherming in overeenstemming moeten brengen met de vrijheid van meningsuiting en van informatie, waaronder de verwerking voor journalistieke doeleinden.
Nationale omzetting van de AVG
Er waren twee Belgische uitvoeringswetten nodig om te voldoen aan de implementatie van de AVG en tegelijkertijd de huidige wet van 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegeven aan te passen: in een eerste fase heeft de wetgever de vroegere Privacycommissie omgevormd en de nieuwe Gegevensbeschermingsautoriteit belangrijke bevoegdheden toegekend om de correcte naleving van de bepalingen van de AVG en de toepasselijke nationale bepalingen te verzekeren. In een tweede fase dienden de inhoudelijke bepalingen van de AVG te worden omgezet in nationale wetgeving. In deze Belgische uitvoeringswet diende o.a. een hoofdstuk te worden gewijd aan de verwerking voor journalistieke doeleinden. Hieromtrent keurde de federale regering op 25 mei 2018 een wetsontwerp goed, dat daarna door de kamer diende te worden behandeld en op 19 juli 2018 in plenaire zitting werd goedgekeurd.
Waarom een uitzondering voor journalistieke doeleinden zo cruciaal is voor nieuwsmedia
Er bestaat een inherent spanningsveld tussen de vrijheid van meningsuiting en gegevensbescherming. Deze twee grondrechten staan vaak recht tegenover elkaar aangezien de media op verschillende manieren gebruik maakt van persoonsgegevens. Langs de andere kant maken burgers in deze digitale maatschappij zich meer dan vroeger zorgen over hun privacy en het is van groot belang dat persoonsgegevens beter worden beschermd tegenover ondernemingen die data bijhouden en verwerken. Toch mag deze bezorgdheid niet ten nadele zijn van nieuwsmedia, redacties en journalisten omdat het voor hen de kernactiviteit is om informatie te verzamelen, bij te houden en te verwerken en dit in functie van het algemeen belang, namelijk het informeren van hun publiek.
Door het opkomend maatschappelijk fenomeen van fake news is het correct informeren aan het publiek belangrijker dan ooit. Redacties en journalisten moeten ongehinderd informatie verwerven, verwerken en bijhouden in hun archieven waardoor ze kunnen voortbouwen op betrouwbare documenten. Een te grote nadruk op privacybescherming dreigt deze journalistieke basisopdracht op drastische wijze te hinderen en brengt correcte en betrouwbare berichtgeving in gevaar. De uitzondering voor journalistieke doeleinden zoals uitdrukkelijk bepaald in de AVG heeft tot doel deze twee gelijkwaardige rechten met elkaar te verzoenen.
Nergens in de AVG is echter een definitie voor journalistieke doeleinden terug te vinden aangezien dit begrip in het Europees recht niet is geharmoniseerd en het aan de lidstaten is om dit vrij in te vullen. Voor de implementatie van deze uitzondering geeft de AVG alle vrijheid aan de wetgever mits naleving van de verplichting om de nodige maatregelen te nemen. Overweging 153 van de AVG verduidelijkt dat uitzonderingen en afwijkingen dienen te gelden voor de verwerking van persoonsgegevens voor nieuws- en persarchieven en dat de begrippen die betrekking hebben op de vrijheid van meningsuiting, zoals journalistiek, ruim dienen te worden uitgelegd gelet op het belang van deze vrijheid in elke democratische samenleving.
Over welke bepaling uit de AVG gaat het nu precies? Zoals reeds aangehaald geeft artikel 85 AVG aan de lidstaten manoeuvreerruimte met betrekking tot verschillende hoofdstukken om uitzonderingen en afwijkingen vast te stellen betreffende het recht op vrijheid van meningsuiting en van informatie. In artikel 24 van het wetsontwerp betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens staan de verschillende bepalingen opgesomd die worden uitgezonderd en dus niet van toepassing zijn op verwerkingen van persoonsgegevens voor journalistieke doeleinden.
De belangrijkste uitzondering die reeds in de AVG zelf werd geïmplementeerd is artikel 17 AVG dat bepaalt dat de betrokkene het recht heeft om de wissing van de op hem betreffende persoonsgegevens te verkrijgen. Dit recht op gegevenswissing zoals gecodificeerd in de AVG is echter niet absoluut. Artikel 17.3. bepaalt uitdrukkelijk dat het recht op gegevenswissing niet van toepassing zijn op verwerkingen voor doeleinden van vrije meningsuiting en vrije informatie.
Terecht heeft de Belgische wetgever ervoor geopteerd om artikel 17 AVG uiteindelijk niet op te nemen in het artikel 24 van het wetsontwerp als een van de artikels die niet van toepassing zouden moeten worden verklaard voor journalistieke doeleinden aangezien artikel 17.3 AVG zelf al voorziet in een uitzondering op het recht van gegevenswissing. De Memorie van Toelichting van het wetsontwerp bepaalt dan ook duidelijk dat de verordening rechtstreeks van toepassing is en het dus niet nodig is om deze vrijstelling nogmaals op te nemen in nationale wetgeving. De uitzondering voor het recht op gegevenswissing is van primordiaal belang aangezien de integriteit van archieven en de vindbaarheid van informatie in die archieven via zoekfuncties aangeboden door de nieuwsmedia niet kan worden aangetast door het recht op gegevenswissing onder artikel 17 van de AVG. Dit is in overeenstemming met het Google Spain arrest van het Europese Hof van Justitie van 3 mei 2014 dat expliciet bepaalt dat het recht om vergeten te worden niet van toepassing is op de oorspronkelijke perscontent of de archieven. De eis dat een zoekmachine zoals vb. een Google bepaalde zoekresultaten dient te verwijderen, betekent niet dat de onderliggende content op de websites van de media dient te worden verwijderd. Bij de archieffunctie van media speelt daarenboven een algemeen belang, namelijk de vrijheid van meningsuiting van de media terwijl er bij zoekmachines commerciële belangen vooropstaan.
Vlaamse Nieuwsmedia is verheugd dat uiteindelijk het juiste evenwicht tussen gegevensbescherming en vrijheid van meningsuiting en informatie werd bereikt. Naar analogie met andere buurlanden, zoals Nederland, waar een ruime uitzondering werd gehanteerd, drong de mediasector aan om ook in België een ruime uitzondering op te nemen met algemene en onvoorwaardelijke uitzonderingen voor het gebruik van persoonsgegevens voor journalistieke doeleinden. De mediasector is namelijk, zowel wat betreft de informatiegaring als de publicatie van informatie, reeds aan omvangrijke juridische en beroepsethische regels onderworpen met betrekking tot de eerbiediging van de privacy. Ook de Raad van State erkende de gevoeligheid en complexiteit van de beoogde belangenafweging tussen gegevensbescherming en de vrijheid van meningsuiting en informatie. Volgens de Raad beantwoordde het voorontwerp niet volledig aan de verplichting voor de lidstaten om het recht op bescherming van persoonsgegevens in overeenstemming te brengen met de vrijheid van meningsuiting en informatie zoals opgelegd in artikel 85 AVG. De regering paste met reden haar voorontwerp aan conform de terechte opmerkingen van de afdeling Wetgeving van de Raad van State. Dit alles heeft geresulteerd in de aanpassing van het oorspronkelijke voorontwerp van wet naar het uiteindelijke wetsontwerp met een correcter en meer gebalanceerd evenwicht.
Zowel Europa als België nemen initiatieven inzake de bestrijding van desinformatie
24 juli 2018
1) Europees niveau
De blootstelling van grootschalige desinformatie aan burgers is een omvangrijke uitdaging voor Europa. Om dit maatschappelijk vraagstuk aan te pakken heeft de Europese Commissie op 26 april 2018 een mededeling inzake het aanpakken van online desinformatie bekendgemaakt. Teneinde de transparantie van online platformen te verbeteren, heeft de Europese Commissie het initiatief gelanceerd om een multi-stakeholder forum te organiseren en in de zomer van 2018 een Europese Code of Pratice inzake desinformatie op te stellen. Aangezien de verspreiding van desinformatie via verschillende informatiekanalen gebeurt en gevolgen heeft voor een zeer breed segment van actoren in het ecosysteem, hebben alle betrokken spelers een rol en verantwoordelijkheid bij de bestrijding van desinformatie en dienen zij zich ertoe te verbinden om hun inspanningen te bundelen en te versterken.
Een werkgroep van het multi–stakeholder forum, dat bestaat uit vertegenwoordigers van platformen, vooraanstaande sociale netwerken en adverteerders heeft de opdracht van de Europese Commissie gekregen om een Code of Practice op te stellen. Deze eerste stap is gebaseerd op de aanbevelingen van de High Level Expert Group die op 12 januari 2018 door de Europese Commissie werd samengesteld en die een alternatieve samenwerkingsaanpak met verschillende stakeholders heeft voorgesteld waarbij repressief wetgevende maatregelen in een eerste fase dienen te worden vermeden.
De eerste draftversie van de Code of Practice is verschenen op 17 juli 2018 en bestaat uit volgende aanbevelingen:
- het verbeteren van de controle op advertenties teneinde verspreiders van desinformatie te demonetiseren;
- transparantie van politieke en thematische advertenties waarborgen, zodat gebruikers gesponsorde content kunnen identificeren;
- de integriteit van de diensten van platforms waarborgen, onder meer door valse accounts te identificeren en af te sluiten en passende mechanismen te gebruiken om botgestuurde interacties te signaleren;
- het voor gebruikers gemakkelijker maken om verschillende nieuwsbronnen te ontdekken die alternatieve perspectieven aanbieden en er toegang tot te krijgen;
- De onderzoeksgemeenschap mondiger maken door toegang te verlenen tot de gegevens van platformen die noodzakelijk zijn om voortdurend online desinformatie te monitoren.
Een Sounding Board van het multi-stakeholder forum dient deze zomer feedback te geven op voornoemde Code of Practice en aanbevelingen tot verbetering te formuleren zodat eind september 2018 de finale versie van de Code of Practice kan worden opgesteld. De Sounding Board bestaat uit vertegenwoordigers van verenigingen uit de mediasector, maatschappelijke organisaties, fact-checking-organisaties en academici. De Sounding Board heeft al aangegeven deze eerste versie te willen verfijnen door concrete verbintenissen op te leggen en duidelijkheid te verschaffen met betrekking tot welke meetbare verbeteringen door welke partij zal worden doorgevoerd.
2) Belgisch niveau
Ook op nationaal vlak worden er inspanningen geleverd om de problematiek van desinformatie te bestrijden. Minister van Digitale Agenda Alexander De Croo lanceerde begin mei de #stopfakenews campagne. Om de Belgische aanpak vorm te geven, heeft de minister naar analogie van de Europese High Level Expert Group een expertengroep van academici en stakeholders samengesteld. Bedoeling is om op complementaire wijze de huidige Europese initiatieven aan te vullen. De expertengroep had als opdracht een reeks beleidsaanbevelingen te formuleren en concrete voorstellen uit te werken om online desinformatie te bestrijden. Naast deze expertengroep was er een brede burgerbevraging via de website stopfakenews.be waar iedereen voorstellen kon formuleren en voorstellen van andere kon beoordelen. Op 17 mei 2018 vond er bovendien een stakeholdersdebat plaats waarbij de minister in debat is gegaan met verschillende experten.
De boodschap van minister De Croo was reeds op voorhand duidelijk: er dienen oplossingen te komen voor de bestrijding van fake news, maar dit mag niet ten koste gaan van de vrijheid van meningsuiting. Er wordt hierbij gerefereerd naar reeds bestaande pogingen uit andere Europese landen zoals Frankrijk en Duitsland die fake news aan banden proberen te leggen door wetgevend op te treden. De taak van de overheid is echter om faciliterend te werk te gaan en de stakeholders de nodige tools te geven voor de bestrijding van fake news, maar censuur dient in elke democratie te worden vermeden.
De expertengroep bestaat uit 7 deelnemers en heeft op 18 juli 2018 haar advies overgemaakt aan minister De Croo. Net zoals de Europese Commissie is deze expertengroep van mening dat een repressief wetgevende beleidsaanpak geen oplossing zal bieden om desinformatie te bestrijden. De Belgische expertengroep kiest in eerste fase voor een overlegmodel waarbij alle pertinente stakeholders worden gestimuleerd om hun verantwoordelijkheid op te nemen ten aanzien van deze maatschappelijke gedachtewisseling, waarbij als hoofddoel empowerment en transparantie ten aanzien van de burger wordt vooropgesteld.
In Het verslag van de Belgische expertengroep inzake fake news en desinformatie worden twee concrete aanbevelingen gedaan. Eerst een vooral dient een permanent overlegmodel tussen academici, ngo’s, media journalisten en online platformen te worden opgericht met 4 actielijnen: onderzoek, tools voor burgers, mediawijsheid en kwaliteitsjournalistiek. Hierbij dient er een constructieve samenwerking te worden opgebouwd met de platformen om georganiseerde desinformatiecampagnes zo vroeg mogelijk op te sporen en tegen te gaan. Ten tweede raadt de expertengroep aan deze samenwerkingsprojecten te testen in een Belgische proeftuin met de platformen. Hierbij kunnen best practices uit het buitenland worden geïmplementeerd. De expertengroep wil hier gericht focussen op de ontwikkeling van tools met betrekking tot de kwaliteit van bronnen, de ontwikkeling van een initiatief rond fact checking en tools ter bevordering van diversiteit, ontwikkeling van metadata voor onderzoekers rond de verspreiding van desinformatie en initiatieven inzake “algoritmewijsheid”. Vanwege de centrale ligging van België en de nabijheid van de Europese instellingen creëert dit een ideale voortrekkersrol voor België. Dit initiatief zou dan in overleg met andere federale en regionale bevoegde ministers worden gerealiseerd.
Mediacademie – Festival voor de Jonge Journalist: inschrijvingen geopend!
9 juli 2018
Schrijf je hier in.
Het Europees Parlement zwicht voor de druk van Silicon Valley en brengt de eigen Europese creatieve industrieën in gevaar
6 juli 2018
Het Europese Parlement in Straatsburg stemde op 5 juli 2018 het JURI-verslag terug naar de tekentafel waardoor een betere bescherming van de investeringen van de uitgevers in het digitale tijdperk in gevaar komt. Artikel 11 zou voor nieuwsuitgevers een belangrijke stap zijn in het streven naar een beter level playing field met online-platforms, zoals Google en Facebook.
De stemming laat zien dat de leden van het Europees Parlement geen vertrouwen hebben in de mening van hun deskundige collega’s die zich de afgelopen twee jaar over dit voorstel van richtlijn hebben gebogen. De stemming laat zien dat de leden van het Europees Parlement gezwicht zijn voor de agressieve – en zelfs misleidende – anti-auteursrecht campagne van activisten en internetgiganten. Zij bestookten de leden van het Europees Parlement in de aanloop van plenaire stemming met meer dan 35.000 e-mails.
Vlaamse Nieuwsmedia betreurt dat het Europees Parlement niet gestemd heeft voor een eerlijk en werkbaar digitaal ecosysteem ten voordele van consumenten, platforms, uitgevers en iedereen die deel uitmaakt van het internet. Om competitief te blijven moeten uitgevers efficiënt en winstgevend kunnen concurreren op alle platformen, wat duidelijke door de markt erkende rechten vereist. Het huidige gebrek aan duidelijkheid komt alleen maar derde partijen ten goede die freeriden op de investeringen van nieuwsuitgevers.
De Europese parlementsleden zullen de tekst zoals goedgekeurd door de JURI-Commissie nu amenderen en ter bespreking voorleggen in de plenaire vergadering van september.