2011 was druk jaar voor Raad voor de Journalistiek
9 maart 2012
door Flip VOETS, ombudsman Raad voor de Journalistiek
Het ziet ernaar uit dat het publiek definitief de weg heeft gevonden naar de Raad voor de Journalistiek. 2011 was dan ook het drukste jaar sedert de oprichting van de Raad. Vermoedelijk is dat mee het gevolg van de publicatie van een nieuwe code, eind 2010. De code heeft veel aandacht gekregen en hij is niet enkel voor mediamensen maar ook voor het publiek van belang. Lezers, kijkers en luisteraars vinden er immers gemakkelijk in terug wat ze van kwaliteitsjournalistiek mogen verwachten.
Bij de Raad voor de Journalistiek zijn vorig jaar 75 nieuwe klachten in ontvangst genomen. Dat is niet alleen het hoogste aantal klachten tot op heden, het betekent ook een stijging met ruim 50 % in vergelijking met het jaar voordien. Ook het aantal beslissingen van de Raad steeg naar een record. Niet minder dan 23 uitspraken en drie adviezen heeft de Raad geformuleerd, en ook dat is een gevoelige toename.
Meerdere uitspraken waren voor de Raad aanleiding om beroepsregels te verfijnen en scherp te stellen, onder meer in verband met de vereiste van wederhoor, het respect voor de privacy van slachtoffers, het zogenoemde droit à l’oubli, de toepassing van alias- en undercoverjournalistiek en het gebruik van opiniepeilingen naar aanleiding van gerechtszaken. Meerdere beslissingen van de Raad konden bovendien ook rekenen op veel mediabelangstelling, zoals de uitspraak over de publicatie van sms-berichten van gewezen premier Leterme, de uitspraak over het plagiaat van een seksuologe en meer in het algemeen de zaken waar bekende figuren bij betrokken waren: Goedele Liekens, Ilse De Meulemeester, Siegfried Bracke, Freddy Horion…
Ook het aantal vragen ging in stijgende lijn. Op het secretariaat zijn in totaal 139 inhoudelijke vragen binnengekomen over een of ander onderwerp van de journalistieke ethiek. Dat waren er 28 meer dan in 2010.
In enkele gevallen heeft de vraagstelling geleid tot een tussenkomst door de ombudsman bij het betrokken medium, zonder dat de vraagsteller daarom een formele klacht had ingediend. Zo is er na onze bemiddeling eenmaal een artikel van een website verwijderd, en werd ook een artikel op een website geanonimiseerd. Tweemaal heeft de ombudsman ook, op vraag van een betrokkene, een algemene mail verstuurd naar alle hoofdredacties met het verzoek om bepaalde gevoelige informatie met privékarakter niet te publiceren. Met genoegen konden we vaststellen dat de media met dit verzoek rekening hebben gehouden. Dit preventieve optreden van de ombudsman wordt uit de aard der zaken discreet gehouden – het gaat om de bescherming van de privacy van individuen – maar het is naar onze mening juist een van de sterke punten van een instelling zoals de Raad voor de Journalistiek. Zonder dat daar veel formaliteiten mee gepaard gaan, kunnen we zo voorkomen dat informatie die nadelig zou kunnen zijn voor betrokkenen in de openbaarheid komt.
Als ombudsman, die alle vragen en klachten als eerste onder ogen krijgt, vallen natuurlijk een aantal tendensen op. Daarom willen we nog enkele aanbevelingen doen, die de concrete dossiers overstijgen, en die meer aandacht vragen van al wie een kwaliteitspers hoog in het vaandel draagt.
- Nog te vaak komen mensen aankloppen bij de Raad, die met hun vraag of klacht geen gehoor hebben gekregen bij het betrokken medium. Hun mails of brieven werden niet beantwoord, of hun telefoongesprek werd bruusk afgebroken. Zoiets zou niet mogen voorkomen. Elk mediabedrijf zou werk moeten maken van een behoorlijke opvolging van zijn contacten met het publiek. Zoiets kan veel frustratie voorkomen. Veel lezers, kijkers en luisteraars hebben trouwens een persoonlijke band met hun medium. Net zoals dat met andere relaties het geval is, dreigen media die band te verliezen als hij niet verzorgd en onderhouden wordt.
- Na een korte onderbreking is bij De Standaard opnieuw een ombudsman actief. Een dergelijke instelling lijkt ons een ideale aanvulling op het werk dat bij de Raad voor de Journalistiek gebeurt. Terwijl de Raad voor alle media de grote principes van de goede journalistiek probeert te formuleren en daarbij ook uitspraak doet over klachten, heeft de ombudsman in het eigen medium veel meer speelruimte om concreet in te gaan op kwesties zoals stijl, onderwerpkeuze, journalistieke aanpak en dergelijke meer. Ideaal zou naar onze mening een systeem zijn waarbij er per medium een ombudsman is die op de eerste lijn staat, terwijl de Raad dan als een soort beroepsinstantie zou fungeren. Kan daar eens over worden nagedacht?
- Het internet en handige zoekmachines zoals Google stellen de privacyproblematiek in een volledig nieuw daglicht. Meerdere keren zijn we op vraag van betrokkenen tussenbeide gekomen bij internetredacties, met de vraag om naam of andere identiteitsgegevens op websites aan te passen of te verwijderen. Het gaat dan om mensen die jaren na de feiten geconfronteerd worden met het gegeven dat zij ooit in de media negatief zijn afgeschilderd, soms na een veroordeling of zelfs maar een verdenking voor relatief kleine feiten. Ook redacties zelf krijgen meer en meer dergelijke verzoeken te verwerken. De journalistiek moet op dit vlak goede afspraken maken, willen we ongelukkige wetgevende initiatieven voorkomen. Maar het moet voor journalisten ook een ethische bezorgdheid zijn om te vermijden dat mensen voor de rest van hun leven negatieve gevolgen blijven dragen van feiten uit het verleden. Veel problemen kunnen trouwens voorkomen worden door van bij de aanvang terughoudend – terughoudender dan nu het geval is – om te gaan met het geven van identiteitsgegevens zoals naam, adres of afbeelding. De richtlijn over identificatie in een gerechtelijke context, die als bijlage aan artikel 23 van de Code gehecht is, kan daarbij een goede handleiding zijn, op voorwaarde dat hij rigoureus wordt toegepast en naar de geest ervan wordt geïnterpreteerd.
Het volledige jaarverslag 2011 van de Raad van de Journalistiek vindt u hier terug.