Geen recht op vergetelheid in online persarchieven
14 november 2012
Door Sandrien MAMPAEY, Legal & Administration Manager van Vlaamse Nieuwsmedia
Uitgevers worden meer en meer geconfronteerd met de vraag van bepaalde personen om hun naam uit online archieven te verwijderen. Meestal gaat het om personen die ooit als verdachte, beschuldigde, beklaagde of veroordeelde het voorwerp hebben uitgemaakt van één of meerdere persartikels. Met een eenvoudige zoekactie via een zoekmotor op hun eigen naam komen ze uit op verschillende artikels uit kranten, magazines etc. die spreken over hun veroordeling die jaren geleden actueel nieuws was. Zij roepen bijgevolg het recht op vergetelheid in en wensen dat de artikels stuk voor stuk worden verwijderd uit de online archieven.
Artikel 12 van de Wet Bescherming Persoonsgegevens bepaalt immers dat eenieder gerechtigd is kosteloos de verwijdering van of het verbod op de aanwending van alle hem betreffende persoonsgegevens te bekomen die, gelet op het doel van de verwerking, onvolledig of niet ter zake dienend zijn, of waarvan de registratie, de mededeling of de bewaring verboden zijn of die na verloop van de toegestane duur zijn bewaard. Bovendien bepaalt artikel 8 sowieso dat de verwerking van persoonsgegevens inzake geschillen voorgelegd aan hoven en rechtbanken alsook aan administratieve gerechten, inzake verdenkingen, vervolgingen of veroordelingen met betrekking tot misdrijven, of inzake administratieve sancties of veiligheidsmaatregelen verboden is.
De vraag die hier echter aan de orde is, is of de verspreiding van persartikels, die noodzakelijkerwijze persoonsgegevens bevatten, via archieven op een website van een uitgever, een verwerking voor journalistieke doeleinden uitmaakt of niet. Indien die vraag positief dient te worden beantwoord, ontsnapt deze verwerking immers aan het verbod zoals voorzien in artikel 8 en dienen uitgevers niet in te gaan op het verzoek om de artikels te verwijderen aangezien artikel 12 evenmin van toepassing is.
De Rechtbank van Eerste Aanleg van Brussel heeft zich begin oktober een eerste keer over deze problematiek uitgesproken. De rechter verwijst naar de parlementaire werkzaamheden van de Wet Bescherming Persoonsgegevens en de recente rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens om de draagwijdte van de uitzondering van de verwerking voor journalistieke doeleinden te bepalen. Zo is het Hof van Justitie van mening dat archieven een belangrijke bron vormen voor het onderwijs en historisch onderzoek, en zeker deze die onmiddellijk en gratis toegankelijk worden gesteld aan het publiek. Hoewel de pers als voornaamste functie de rol van waakhond dient te spelen in een democratische samenleving, is de accessoire functie die ze vervult met het opbouwen van archieven en de terbeschikkingstelling ervan aan het publiek evenzeer van belang. De journalistieke activiteit beperkt zich niet tot het rapporteren over de actualiteit, maar draagt via het verspreiden van de informatie, ideeën, meningen en meer bepaald deze opgenomen in de archieven, bij tot het voeden van het publiek debat. Het komt er dus op aan de verspreiding van archieven van een krant niet uit te sluiten van de journalistieke activiteiten.
De rechtbank is van oordeel dat deze activiteit niet onder het verbod van artikel 8 valt en dat de uitgever in kwestie evenmin gehouden is tot de verplichtingen voortvloeiend uit artikel 10 en 12, zijnde het recht op toegang en het recht op verbetering.
Ten subsidiaire titel werd door de persoon in kwestie nog ingeroepen dat deze uitzondering voor journalistieke doeleinden enkel voor een bepaalde termijn zou kunnen worden toegepast. De wetgever heeft voor wat betreft de verwerking voor journalistieke doeleinden echter geen periode bepaald waarna elke verspreiding van informatie op een anonieme wijze zou dienen te gebeuren. Bijgevolg kan artikel 4 §1, 5° van de Wet Verwerking Persoonsgegevens, dat bepaalt dat persoonsgegevens in een vorm die het mogelijk maakt de betrokkene te identificeren, niet langer dienen te worden bewaard dan voor de verwezenlijking van de doeleinden waarvoor zij worden verkregen of verder worden verwerkt, noodzakelijk is, niet tot gevolg hebben dat aan uitgevers de verplichting zou worden opgelegd op continue wijze persoonsgegevens in hun archieven te anonimiseren.
Uitgevers hoeven dus niet het kleinste element uit hun archiefdatabanken te wijzigen. Deze rechtelijke beslissing getuigt van gezond verstand door noch het voortbestaan van archieven in het gedrang te brengen, noch de vervalsing van de geschiedenis in de hand te werken.